Bij de voordewindse koers is er geen sprake van een vleugelwerking, er is slechts sprake van wind wat tegen een groot doek aanblaast, en op deze manier de boot voortduwt. Dit heet ook wel het weerstandsprofiel (in tegenstelling tot het vleugelprofiel bij hogere koersen). Bij een dergelijke voordewindse koers zijn er een aantal factoren die de snelheid beïnvloeden, zowel bij een kielboot als bij een zwaardboot.
Maximaal oppervlak
Ten eerste is dit hoe het grootzeil staat. Wanneer je (in een valk zonder neerhouder) het grootzeil volledig laat vieren, zal de giek gaan dansen (omhoog gaan). Dit is een zeer negatief effect (zie afbeelding 1). Je wilt juist zoveel mogelijk oppervlakte van het zeil, en het vleugelprofiel maakt in dit geval helemaal niets uit. Een oplossing is om op de giek te gaan zitten, om zo het zeil groter te maken. (zie afbeelding 1) Of natuurlijk gewoon een neerhouder monteren wanneer deze niet aanwezig is.
Windverstoring
Een tweede zaak is welke helling je in de boot brengt. Bij alle andere koersen is het voordelig om een lichte positieve helling in het schip te brengen, om zo een langere waterlijn te creëren. Bij voor de wind speelt dit uiteraard ook, waardoor het verstandig is in ieder geval een helling te hebben. Er is echter een effect wat je ertoe kan laten besluiten om juist een negatieve helling (in plaats van een positieve) in het schip te brengen.
De wind komt namelijk ook vanaf het water. Dat klinkt raar, maar is waar. Deze wind is een vuile wind, omdat hierin allemaal wervelingen zijn die negatief zijn voor de snelheid. (zie afbeelding 2) Dit is minder of niet het geval bij bijvoorbeeld een aandewindse koers, omdat de wind dan schuin van voren komt, en de vuile wind zich minder snel ‘met het zeil bemoeit’.
Wat nu te doen tegen deze vuile wind? Het antwoord is vrij duidelijk, namelijk ervoor zorgen dat het zeil geen last heeft van de vuile wind. Wanneer je een negatieve helling in het schip brengt, zorg je ervoor dat de vuile wind het zeil niet bereikt (afbeelding 3).
Sturende werking
Een derder effect is dat door een negatieve helling de boot zijn (van nature) oploevende eigenschap verliest, waardoor geen tegenroer hoeft te worden gegeven. Dit is een belangrijke factor, aangezien het ver uitstaande grootzeil een grote oploevende werking heeft.
Deze redenen verklaren dan ook waarom er tijdens wedstrijden vaak te zien is dat schepen een sterke negatieve helling hebben. Vaak zie je kleine zwaardboten ook nog ‘schommelen’. Dit is om een pompbeweging te creëren, met name in combinatie met golven. Schepen met een gennaker of spinnaker houden zich vaak minder met bovenstaande punten bezig, omdat het daar belangrijker is dat de spinnaker optimaal wordt gevaren.