Examineren CWO IV examen

Bij het afnemen van een (meestal) CWO IV examen is het van belang door het voorgesprek een goede basis te leggen voor het examen. Het doel is om tijdens een kort gesprek het ijs te breken en daarbij een essentiële brok informatie aan de kandidaten te geven. Hieronder de punten die meestal aan de orde komen tijdens het voorgesprek.

De volgende onderwerpen komen tijdens de voorpraat aan de orde. Je vertelt:

Voorbespreking

  • Dat de praktische vaartijd ongeveer één uur per kandidaat zal zijn. Je geeft dus aan tot hoe lang het examen gaat duren.
  • Dat je van de kandidaat verwacht dat deze laat zien wat hij/zij met een boot wel kan en niet wat hij/zij niet kan. Fouten kunnen er dus best gemaakt worden. Mislukt bijvoorbeeld een aanlegmanoeuvre dan kan deze worden afgebroken en opnieuw worden uitgevoerd.
  • Veiligheid in handelen staat voorop.
  • Dat je regelmatig notities zult maken. Alle handelingen, dus zowel goede als verkeerde worden genoteerd.
  • Dat de kandidaten afwisselend een opdracht uitvoeren. Meestal duren de beurten niet langer dan 5 minuten.
  • Dat de opbouw van het examen erop gericht is dat eerst basishandelingen worden geëxamineerd, dan hoger wal en daarna de speciale verrichtingen. Dat je ervan uitgaat dat de kandidaten het schip varen.
  • Dat de kandidaat zelf bepaalt welk parcours afgelegd wordt waarbij de veiligheid van manoeuvre, boot en bemanning als uitgangspunt dient.
  • Dat als de kandidaat een vraag of opdracht niet begrijpt, hij/zij gerust om nadere uitleg kan vragen.

Beoordelen

Je uitgangspunt ten aanzien van de kandidaat is altijd positief. Je kijkt dus niet alleen naar datgene dat niet goed gaat maar evengoed ook naar wat wel goed gaat. Noteer daarom ook handelingen die goed gingen. Laat zo nodig merken aan de kandidaat dat deze, ook als een handeling niet gaat zoals verwacht, nog niet verloren is maar juist rustig verder kan gaan met het examen.

Volgorde van beoordelen
Ten eerste beoordeel je of de opdracht juist is uitgevoerd.
Ten tweede beoordeel je of dit ook veilig is gebeurd.
Ten derde beoordeel je of een standaard methode wordt toegepast.

Twee voorbeelden:
Als je vraagt om op een bepaald punt aan de kant te komen dan beoordeel je of daar ook daadwerkelijk is aangekomen, of dit veilig is gebeurd, en of er standaard methoden zijn toegepast. Wordt er niet aangekomen dan is het onvoldoende. Wordt er onveilig aangekomen dan is het onvoldoende. Wordt er veilig aangekomen maar niet m.b.v. een standaard methode dan is de manoeuvre wel voldoende.

Je vraagt om naar een bepaald punt op de wal toe te sturen waarbij een bocht moet worden gedraaid waarin een gijp voorkomt. Deze opdracht is voldoende uitgevoerd wanneer het schip netjes het parcours volgt en niet uit het roer loopt, de bemanning en schip niet in gevaar zijn gekomen door overvliegende rondhouten. Ook als niet geheel volgens de standaard methode een bocht met gijp gestuurd werd.

Zet van al de te toetsen onderwerpen vooraf op een rijtje, hoe je deze opdracht kunt geven zonder het antwoord voor te bakken, maar dat voor de kandidaat wel duidelijk is wat je wilt zien. Opdrachten dienen de oplossing niet in zich te dragen, niet: ‘Loef op tot naar die boerderij!’, maar: ‘Vaar naar die boerderij toe!’. Van belang bij deze opdrachten is dat zij pas worden uitgevoerd wanneer begrepen is wat de bedoeling is. Ga voor je zelf van al deze handelingen na wanneer ze nog wel voldoende zijn en wanneer niet meer.

Checklist voorpraatjes

  • Doel examen: vaardigheden laten zien op CWO IV niveau.
  • Beoordeling: Doelmatig, veilig, uitvoering: Examinator overtuigen van goed kunnen zeilen (in een zwaardboot/kielboot, etc.)
  • Groepsverdeling
  • Waar vindt het examen plaats
  • Hoe komen jullie daar en hoe en wanneer kom ik daar
  • Wie is die ander
  • In het begin korte opdrachten, evt. om beurten.
  • Doorgaan met varen van de boeienbaan en/of opdracht tot dat de volgende volgt. Is een opdracht niet duidelijk, zeg dit, niet doorgaan.
  • Hoe sneller je werkt hoe meer je kan laten zien wat je kunt.
  • Examen duurt ongeveer een uur p/p, mag uitlopen tot anderhalf uur.
  • Als je vindt dat een opdracht fout gaat, mag je zelf stoppen en opnieuw proberen (geef dat dan even aan; hoeft niet in detail)
  • Ik help niet. Het zou wel kunnen dat ik halverwege een tip geef om te zien of je iets oppikt.
  • Niet alles hoeft perfect te zijn.
  • Er zijn vaak meerdere methodes.
  • Ik geef geen opdrachten met adders onder het gras.
  • Ik schrijf een verslag, daarin staan niet per definitie de fouten. Moet aan het eind weten wat ik getest heb en bij wie en waar.
  • Nog iets te vragen?