In de onderstaande voorbeelden komende de volgende regels voor; (1) het schip met het zeil over stuurboord (rechts) wijkt voor het zeil over bakboord (links). (2) wanneer beide schepen het zeil over dezelfde boeg hebben wijkt degene die zich aan loef bevindt (naar de wind toe). (3) Oploper wijkt; wanneer je een schip recht van achter inhaalt (en dus niet kruist) moet je wijken. (4) Stuurboordswal; wanneer je (goed!) rechts houdt in een vaargeul of meer moeten anderen (altijd en iedereen!) voor je wijken.
Stuurboord wijkt voor bakboord (‘ons’ schip hoeft niet te wijken)
Stuurboord wijkt voor bakboord (‘wij’ moeten wijken)
Stuurboordzeil wijkt voor bakboordzeil
Loef wijkt voor lij (of, wat minder goed te zien is, het schip aan loef vaart in de vaargeul. Wanneer hij stuurboordswal zou houden zou de ander toch moeten wijken)
Stuurboordzeil wijkt voor bakboordzeil
Oploper wijkt.
Loef wijkt voor lij
Stuurboord wijkt voor bakboord